Toegankelijkheid Toegankelijkheid
Tekst
Contrast

Zoeken

Lief en leed - 160 jaar dienstverband in Steenwijk

Samen herinneringen ophalen aan 160 jaar dienstverband
Lief en leed - 160 jaar dienstverband in Steenwijk

Vier van onze medewerkers zijn 40 jaar in dienst bij Frion. Ze tekenden hun eerste contract in 1983 bij de Stichting voor Dagopvang en Woonvorm voor Verstandelijk Gehandicapten Steenwijk.

Roel de Vries, Janny Pieterson-Westerhof, Gerry Veenstra en Jan van de Weij zijn dit jaar alle vier veertig jaar in dienst bij Frion. In die veertig jaar hebben ze de woon- en werklocaties in Steenwijk zien groeien en helpen ontwikkelen. Op een regenachtige dinsdagmiddag zitten we in de gang aan de Onnastraat gebogen over foto’s en krantenknipsels. Gerry komt binnenlopen: “Zitten hier de grijze duiven?” Vraagt ze lachend. Een fotoboek volgeplakt met zorgvuldig uitgezochte foto’s, brieven en kaartjes. De vier kunnen iedereen precies aanwijzen op iedere foto. “Is dat Janneke op die foto? Ja, en Bertus ernaast.” “Oh ja, dat weet ik nog wel!” Ze bladeren door foto’s van 40 jaar geleden maar kunnen erover vertellen alsof het vorige week was. We maken een sprong in de tijd en gaan terug naar 1983. Dat is het jaar dat het eerste gezinsvervangende tehuis plus dagcentrum werden geopend in Steenwijk.

Van onderwijs naar zorg

Roel de Vries is een echte Steenwieker. Nu is hij getrouwd en heeft hij 3 kinderen en 6 kleinkinderen. Maar in 1983 was hij invalleerkracht in het onderwijs. Hij wilde voor de klas staan maar kon daar geen werk in vinden. De directeur van de Stichting Dagopvang en Woonvorm Verstandelijk Gehandicapten Steenwijk zei tegen hem: “Zou dit niet wat voor je kunnen zijn?”

In die tijd moest je op sollicitatiegesprek komen bij de gemeentecommissie. Daar zeiden ze tegen hem: “Roel, je komt uit het onderwijs maar we willen wel dat je weet: je moet onze kinderen niks willen leren.” Roel moet lachen om de herinnering. “Ze wilden dat het echt een gezin zou zijn. Ze vonden het vooral belangrijk dat ze een zo normaal mogelijk leven zouden hebben. De zaterdagavond moest gezellig zijn met chips en een borreltje. En ze moesten er altijd netjes uitzien. Want in Steenwijk waren ze niet gewend om mensen met verstandelijke beperking in de stad te zien lopen.”  Roel dacht dat hij er twee jaartjes zou blijven werken en dan weer terug naar het onderwijs zou gaan. Maar hij vond het zo leuk. Hij is nooit meer weggegaan. “In 1992 heb ik op het punt gestaan om terug naar het onderwijs te gaan. Maar het regelmatige werken benauwde me. Die onregelmatige diensten bevielen mij prima. Ik kon overdag thuis zijn voor de kinderen, dat was heel makkelijk.”

Andre Hettinga was de directeur van de stichting. “Hij was een pionier in die tijd,” vertelt Roel. “Er was hier nog helemaal niets. We zijn gestart met een team met 8 personeelsleden. We waren allemaal gelijkwaardig en iedereen deed het werk. Zelfs Andre, de directeur, deed gewoon de was. Ik kan me nog een keer herinneren dat hij iets roods in de witte was had gedaan waardoor alles roze was geworden. In de vergadering waren sommige collega’s daar niet blij mee. Toen probeerde hij mij grappend de schuld te geven. Maar zo zie je maar dat hij gewoon meewerkte.”

Van horeca naar zorg

Janny herinnert zich dat de bouwvakkers nog bezig waren met de woning toe zij begon met werken. “We hadden vergaderingen in de keet op de parkeerplaats om behang uit te zoeken en we hebben samen het hele huis schoongemaakt. Toen kwamen de bewoners. Ze kwamen per twee, totdat we op ten duur met 16 bewoners waren.” Janny is nu getrouwd, heeft twee zoons en is mantelzorger voor haar ouders en schoonmoeder. Maar in 1983 was ze 21 en had ze de opleiding civiele diensten afgerond. Ze wilde eigenlijk de horeca in maar daar was in die tijd geen werk in te vinden. Toen ze solliciteerde had ze eigenlijk niet de juiste opleiding maar ze vonden het wel handig dat ze de bestellingen en organisatie kon doen dus mocht ze meteen beginnen. “In het begin vond ik het heel vreemd. Ik kende helemaal niemand met een verstandelijke beperking en alles was nieuw. Maar ik vond het wel heel leuk. Daarom ben ik toch nog gaan leren. Onder werktijd kon ik mijn diploma voor orthopedagogisch medewerker halen in Groningen.

Van slager naar zorg

Jan van der Weij komt uit Steenwijk maar woont nu al een tijd in Wapse. Hij is weduwnaar en heeft 3 kinderen, 4 kleinkinderen en 2 bonuskinderen. In 1983 woonde hij middenin Steenwijk. “Als ik vrij was stonden de cliënten soms bij me in de tuin om gedag te zeggen.”

Jan heeft de Intas gedaan; Interim algemene schakel opleiding. Daar kon je eigenlijk van alles mee worden. Na zijn militaire dienst was er niet zoveel werk te vinden en dus kwam hij terecht bij een slager in Steenwijk. Maar de slager vond dat hij met zijn 22 jaar wat te oud werd en dat hij maar een andere baan moest zoeken. Hij kende het gezinsvervangende tehuis al doordat hij er weleens vlees naar toe moest brengen. Toen hij reageerde op een advertentie in de krant mocht hij een avond komen meewerken en daarna mocht hij meteen beginnen. “Ze vonden dat ik rust bracht op de groep want ik ging gewoon de krant zitten lezen met een bewoner. Ik mocht blijven.” Ook Jan heeft zich laten omscholen tot pedagogisch medewerker in werktijd en raakte zo gehecht aan de groep dat hij nooit meer is weggegaan.

Op de vraag waarom ze deze werkplek zo leuk vonden antwoorden ze alle drie: Het team! “Het team was het allerleukst,” zegt Jan. “Je kwam op elkaars bruiloften en op kraamvisite en je kende iedereen. Alle cliënten, alle medewerkers, zelfs iedereen op kantoor. Vroeger werkte iedereen fulltime en mensen wisselden niet zo vaak van baan. Daardoor was het heel hecht allemaal.”

Van bleekneusjes naar de Slinger

Er kwam niet alleen een gezinsvervangend tehuis in Steenwijk maar ook een dagverblijf voor volwassenen. Hier solliciteerde Meppeler Mug Gerry Veenstra. “Ik had de opleiding voor inrichtingswerk gedaan. Je had in die tijd ook een opleiding voor zwakzinnigenzorg maar dat wilde ik niet doen. Ik heb gewerkt in een tehuis voor bleekneusjes in Fluitenberg, een kinderdagverblijf in Assen, een dagverblijf voor ouderen in Apeldoorn en een kort verblijftehuis in Olst. Toen hoorde ik van het dagverblijf dat geopend werd in Steenwijk.   Ik heb gesolliciteerd en ben groepsleidster geworden op dagopvang De Slinger.” Gerry vertelt glimlachend over die eerste jaren. “Het was een gouden tijd. Op het dagcentrum konden we heel veel creatieve dingen doen. We deden dans, muziek, potten bakken, spinnen en weven. We konden alles verzinnen wat we wilden. Het was leuk omdat alles zo creatief was en we mochten alles zelf vormgeven en ontwikkelen.” Er kwam een einde aan deze tijd toen er bezuinigingen kwamen. Er moest een tweede geldstroom komen voor het dagcentrum. De cliënten moesten meer routinematige werkzaamheden doen om geld binnen te krijgen. Zo maakten ze bijvoorbeeld glijbaanmatten die naar Harderwijk gingen en de doppen van Cornelis duwden ze de binnenringen in. Het muziek maken, zwemmen, paardrijden en dansen werd vrijetijdsbesteding en dit mocht niet meer onder werktijd. Gerry ging toen op de zaterdag volksdansen met de cliënten, als vrijwilliger bij SSVG.

Gerry bleef bijna 20 jaar werken op de Slinger. Ze heeft op bijna alle groepen wel gewerkt. “Ik heb de badstoflijn opgezet en dat is best heel leuk. De badstof komt als meterslange stof bij ons binnen en gaat als een handdoek of washandje naar buiten, een echt product! We begonnen een samenwerking met de kraamzorg. Alle vrouwen die in verwachting waren kregen een pakketje en wij maakten daar de spuugdoekjes voor. Daar verdienden we dan ook wat mee. Het is natuurlijk heel mooi als dat op die manier kan.”

Protesteren in Den Haag

Zowel Roel als Gerry herinneren zich dat ze naar het Malieveld in Den Haag zijn geweest om te protesteren. Roel vertelt: “Ik was pas net een maand aan het werk en toen kreeg ik te horen dat ik een loonsverlaging zou krijgen door de nieuwe CAO! Dat was ongelooflijk. Van een 40-urige werk week gingen we verplicht naar 36 uur.”

Vroeger was niet alles beter

Ondanks alle liefdevolle herinneringen aan vroeger was niet alles beter. Roel herinnert zich dat er door de buurt geprotesteerd werd tegen de komst van het tehuis. “Buren hadden borden in de tuin staan waarop stond: Mijn huis is nu minder waard!” Jan vertelt dat het soms voelde alsof mensen bij hen gedumpt werden. “Er was een directeur in Meppel die zei dat hij alleen maar ‘lieve mongooltjes’ in zijn stichting wilde. Dat is natuurlijk absurd.”

Het was heel anders in die tijd herinnert Janny zich. “Bewoners moesten elke dag gedoucht worden. Of ze nou wilden of niet.” Jan voegt toe: “Er waren ook niet zoveel badkamers. Op zaterdag stonden ze op de gang in de rij te wachten voor de douche.”

Warme herinneringen

De ouders van de bewoners richtten een stichting op en kochten een auto voor de locatie. Het moest een rode auto zijn want dat zou veiliger zijn in het verkeer. Alle bewoners betaalden 35 gulden in de maand voor de auto maar die kregen ze later weer terug van de gemeente.

De sinterklaasavonden roepen bij alle vier warme herinneringen op. Er was altijd wel een bestuurder of iemand van kantoor die het sinterklaaskostuum aan wilde trekken. Er werden allerlei grappige en serieuze dingen in het boek van sinterklaas geschreven. Janny: “Dat soort avonden waren zo gezellig.”

Een bewoner die iedereen zich kan herinneren is Minie. “Gerard Buisman heeft zelfs een liedje over haar geschreven! Minie, kennie Minie van Steenwijk,” vertelt Janny. “Minie wist alles. Ze wist alle namen, ook alle namen van je kinderen maar ook de geboortedata. Ze wist of je een hondje had en hoe die heette.” Roel vult aan: “Ze liep soms zo bij een winkel binnen en dan ging ze niet weg tot ze koffie had gekregen. En soms dan liet ze auto’s voor zich stoppen en dan stapte ze in en zei ze jij kan mij wel even naar huis brengen.” “Ze stond soms zo bij me in de tuin en klopte dan op de voorruit om te zwaaien.” Janny vertelt dat Minie tegen haar moeder heeft gezegd: “Als je kinderen krijgt en die kinderen moeten huilen, weet je wat je dan moet doen? Dan moet je ze een flink glas advocaat geven!” Janny moet nog lachen bij de herinnering.

“Dat zie je niet meer hè? Dat ze aan de borrel zitten’ zegt Jan lachend terwijl hij een foto omhoog houdt waar cliënten met familie een glaasje in de lucht houden. “Het was echt een andere tijd. Iedereen rookte ook. Ik kan me nog vergaderingen herinneren waar iedereen zat te roken en dan zag de kamer blauw.”

De begraafplaats

Er zijn door de jaren heen ook veel ingrijpende dingen gebeurd. Het wordt even stil rond de tafel. Roel vertelt: “De eerste keer dat een cliënt overlijdt, maakt diepe indruk. Je bent zelf ook nog jong en je hebt nog maar weinig meegemaakt. Ik heb geholpen met cliënten afleggen, hen in de kist gelegd en geholpen met hen naar de begraafplaats dragen. Ik fiets soms nog steeds weleens langs de begraafplaats om ze te bezoeken.” Janny knikt: “Ja, dat doe ik ook regelmatig.”

De eerste methode

In 1991 ging de Stichting fuseren met de Van Koetsveldstichting. Vanaf dat moment gingen ze werken met de methode ‘groeien naar gelijkwaardigheid’. Dat was bijzonder want tot dat moment hadden ze nog nooit met een methode gewerkt. Roel vertelt: “Toen mocht ik ze toch nog wat gaan leren. De bewoners mochten zich gaan ontwikkelen.” Een paar weken lang waren er geen regels voor de cliënten. Geen bedtijd of verplichte douchemomenten. Ze wilden kijken wat de cliënten zélf zouden kiezen. Janny vertelt: “Cliënten mochten eindelijk zelf kiezen. Ze hadden geen idee wat ze zelf wilden! Ik weet nog dat iemand voor het eerst zijn eigen dekbedovertrek mocht uitkiezen. Het was al een volwassen man en hij vroeg heel stilletjes: ‘Mag ik een paardendekbed?’ Het is zo mooi om te zien dat iemand die kans op ontwikkeling krijgt.”

Flexibel blijven bij veranderingen

Janny voelt zich trots als ze denkt aan alle ontwikkelingen die ze door de jaren meegemaakt heeft. “We zijn begonnen met 16 cliënten en moet je nu eens kijken wat een woonvormen er allemaal zijn! Ik ben trots dat ik altijd flexibel ben gebleven en ben meegegaan met de tijd.” Zo maakten ze bijvoorbeeld ook de komst van de computer mee. Janny vertelt: “Ik weet het nog precies, in 1993 ging ik met zwangerschapsverlof. Toen ik daarvan terug kwam moest ik ineens rapporteren op een computer maar ik wist helemaal niet hoe een computer werkte! Dat was een flinke overgang.”

Janny heeft meegeholpen met het opzetten van een dependance in een flat in Steenwijk. Dit was voor cliënten die zelfstandiger wilden wonen. Janny werd naar Zwolle gestuurd om inspiratie op te doen en moest die inspiratie meenemen naar Steenwijk. Ze heeft de BZW opgezet en daar gewerkt. Toen keerde ze terug naar de Bloemstraat die tegenwoordig de Anjelierstraat heet. In 2019 kwam ze op de Hendrik de Vromestraat tot die wordt opgeheven in 2022. Dan keert ze weer terug naar de locatie waar ze veertig jaar geleden ook begon. “Ik vind dat wel mooi, ik eindig waar ik ook begonnen ben. Ik ben in mijn loopbaan ook alles geweest: assisterend begeleider, begeleider, PO-er en nu weer assisterend begeleider. Het is goed zo.”

Rijbewijs op cassettebandjes

Janny heeft Frion als een vooruitstrevende organisatie ervaren. “Frion denkt met je mee. Ik heb zorgverlof gehad en ik ben mantelzorger. Dan zijn er echt wel dingen mogelijk en wordt er met je meegedacht. Je wordt gezien als mens. Ik heb natuurlijk ook geluk gehad dat ik heel fijne teams heb gehad. Dat is heel veel waard.”

Janny herinnert zich dat ze een bewoner geholpen heeft met het halen van zijn rijbewijs. Ze heeft zijn hele theorieboekje ingesproken op cassettebandjes zodat hij die kon luisteren om te oefenen. Ze mocht er ook bij zijn tijdens het theorie-examen en dan las ze de vragen aan hem voor. Ook hadden ze een groot lego speelkleed waarop ze samen allerlei verkeerssituaties met poppetjes uitgespeeld hebben. “Daar is heel veel werk in gaan zitten maar uiteindelijk heeft deze cliënt wel zijn rijbewijs gehaald! We waren de eersten die dat op die manier deden. Daarna heb ik nog wel meer ermee geholpen.”

In voor- en tegenspoed

Toen de vrouw van Jan ziek werd besloot hij op de Slinger te gaan werken. De werktijden waren regelmatiger en als er thuis iets aan de hand was kon hij snel naar huis. In 2014 is hij op de Frans Halsstraat gaan werken en daar werkt hij nu nog. “Weet je wat ook bijzonder was? Dat we met z’n allen gingen kamperen in Luxemburg. Twee weken lang. Met een stacaravan en tenten. Alle begeleiders gingen mee. Dat is toch bijzonder? Dat we dat gewoon deden?”

“Het contact met de families was leuk, de personeelsfeesten waren leuk maar uiteindelijk draait het toch om de cliënten,” besluit Jan. “Geen dag is hetzelfde geweest en er was ontzettend veel afwisseling. We hebben in Steenwijk toch altijd een beetje eigenheid kunnen behouden. We zeiden weleens tegen elkaar voor de grap: In Zwolle weten ze niet wat er in Steenwijk gebeurt.”

Jan vertelt: “Ik kreeg afgelopen jaar allemaal kaartjes van mensen om me te feliciteren. Op een van de kaartjes stond: ‘je mag trots zijn op wat je bereikt hebt.’ En toen dacht ik: ach ja dat is eigenlijk ook wel zo. In alle voor- en tegenspoed.

Ik zeg wat ik doe en doe wat ik zeg

Gerry vertrok na 20 jaar op de Slinger gewerkt te hebben naar de Frans Halsstraat. Dat was heel anders werken dan in het dagcentrum. “Nu zag ik de cliënten die ik al kende in hun thuissituatie”. In april 2022 is Gerry op de Onnastraat gaan werken. “Daar was ik nodig. Veel cliënten die hier rondlopen ken ik al vanaf 1983. We hebben lief en leed met elkaar gedeeld”. De locatie is veranderd maar het werk vind Gerry nog steeds leuk. “Ik heb ik mijn jonge jaren voor deze doelgroep gekozen en daar heb ik nooit spijt van gehad”.

“Natuurlijk zijn er door de jaren heen goede en minder goede tijden geweest met o.a. reorganisaties, bezuinigingen, werkdruk, wisselingen van werkplekken en nieuwe ontwikkelingen. Maar onze bewoners bleven centraal staan. Ze zijn mijn belangrijkste drijfveer. Mijn insteek is altijd geweest: “Ik zeg wat ik doe en ik doe wat ik zeg”. Het werk daagt mij nog steeds uit en ik werk graag samen met mijn collega’s. Gerry hoeft het gebouw aan de Onnastraat maar binnen te lopen en mensen komen naar haar toe voor een praatje. Gerry zegt: “Dan zeggen we tegen elkaar: “Weet je nog wel? De kerstspelen die we gedaan hebben, de vrijdagmiddag afsluiting, het muziek maken, volksdansen en de dans kostuums die we aantrokken?” Dat zijn bijzondere momenten voor mij.”

Gerry is even stil en zegt: “Liefde voor de medemens is een drijfveer voor mij geweest. Ik wilde me inzetten voor minderbedeelden en me dienstbaar opstellen naar deze medemens. Ik zie dat als mijn roeping. Ik was alleenstaande moeder en naast het opvoeden van mijn kinderen en meer dan 15 jaar mantelzorg voor mijn ouders ben ik me altijd blijven inzetten voor onze cliënten. Als ik terugkijk voel ik me een trots en rijk mens met mijn 2 dochters, schoonzonen en als oma van 3 kleinkinderen.”

Gewoon en bijzonder

Hoe hou je het werken bij een organisatie 40 jaar lang leuk?  Roel begint bij deze vraag te lachen en zegt: “Ik denk dat ze me nergens anders willen hebben!”

Roel werkt tegenwoordig op de Tukseweg in Steenwijk als Persoonlijk ondersteuner en zit in de ondernemingsraad van Frion. Hij wil de komende jaren rustiger aan gaan doen maar vind ik het moeilijk om weg te blijven van zijn werk. "Hopelijk kan ik meer tijd met m'n vrouw en kleinkinderen gaan doorbrengen en ook nog wat schaatsen, als de klimaatopwarming tenminste niet te snel gaat."

Een kort antwoord op de vraag: Wat is er zo bijzonder aan dit werk dat je het veertig jaar blijft doen krijgen we niet. Het antwoord zit verborgen in alle verhalen die verteld worden. Roel zegt: “Weet je nog die keer dat Jan en ik ’s nachts moesten wachten op de arts tijdens het waken bij een cliënt en dat het toen zo enorm sneeuwde? Toen hebben we samen buiten een sneeuwpop gebouwd en een biertje open getrokken.” Roel lacht bij de gedachte. “Ja als je er aan terug denkt is het allemaal zo gewoon en toch ook zo bijzonder.”